Je kunt tijdens de parallelsessies kiezen uit een aanbod van meer dan 300 bijdragen. De bijdragen zijn verdeeld over zeven rondes en de Postermarkt Vers van de Pers.
De sessierondes hebben een duur van 60 of 90 minuten. In een sessie worden één of meerdere bijdragen geprogrammeerd. Er is géén zaalwissel tijdens de sessierondes; deelnemers worden geacht alle bijdragen in één sessie bij te wonen.
Toelichting op het onderstaande programmaschema
Alleen de bijdragen waarvoor een presentatie is aangeleverd, zijn hieronder zichtbaar.
Zoek
Gebruik het zoekveld bovenaan om sessies te vinden met een bepaalde term, de naam van de spreker of het abstractnummer.
Blader
Je kunt door alle sessies bladeren door op een van de dagen te klikken. Wanneer je op een specifieke sessie klikt, wordt de bondige abstracttekst weergegeven. Door nogmaals op de sessie te klikken, vouwt de tekst weer in.
Kies
Je kunt interessante sessies selecteren door op de ster in de linkerbovenhoek te klikken. De ster wordt dan geel. De geselecteerde favorieten kun je bekijken door naar op de knop ‘Toon mijn keuzes’ rechtsboven te klikken. Als je alle sessies opnieuw wil bekijken, klik dan op ‘Toon/verberg alles’. De selectie garandeert geen plek; alle sessies zijn op basis van wie het eerst komt, het eerst maalt. Het schema gebruikt cookies om je geselecteerde sessies te onthouden voor wanneer je op een later moment terugkeert naar de pagina.
Beleid & Organisatie
327 Leren en ontwikkelen van Onderwijsprofessionals: Een ecologisch (systeem) perspectief
Parallelsessie 1, woensdag 10 juli 2024, 14:30- 16:00 uur
Assessment, Methodologie & Evaluatie / Beroepsonderwijs, Bedrijfsopleiding en Vakmanschap
784 Programmatisch toetsen in het mbo: Perspectief op kwaliteit (#hoedan)
Parallelsessie 2, woensdag 10 juli 2024, 16:45 – 17:45 uur
Leren & Instructie
786 De inzet van Dashboards, data geletterdheid en zelf regulerend leren in het onderwijs
Parallelsessie 2, woensdag 10 juli 2024, 16:45 – 17:45 uur
Curriculum
748 Burgerschapsonderwijs in de vakken: lesgeven over maatschappelijke vraagstukken
Parallelsessie 3, donderdag 11 juli 2024, 09:00 – 10:30 uur
Leraar & Lerarenopleiding
369 Perspectieven op onderwijsonderzoek in de schoolpraktijk
Parallelsessie 4, donderdag 11 juli 2024, 11:15 – 12:15 uur
Onderwijs & Samenleving
746 Op het juiste (onderwijs)pad?
Parallelsessie 5, donderdag 11 juli 2024, 16:00 – 17:30 uur
Hoger Onderwijs
216 Toekomstbehendig Hoger Onderwijs
Parallelsessie 6, vrijdag 12 juli 2024, 09:00 – 10:30 uur
ICT in Onderwijs & Opleiding
787 Best of Both Worlds – The Game: de optimale combinatie van mens en techniek in het onderwijs
Parallelsessie 6, vrijdag 12 juli 2024, 09:00 – 10:30 uur
VOR
796 SPOTLIGHT Dialoog over toekomst VOR: conclusies en actie
Parallelsessie 7, vrijdag 12 juli 2024, 11:15 – 12:15 uur
Investering in de Onderwijswetenschappen via de sectorplangelden
Desirée Joosten-ten Brinke, Siebe Bluijs, e.a.
Woensdag 10 juli 2024, 11:00 – 12:00 uur
Cobbenhagen, zaal CZ114
Op basis van het Sectorplan Sociale Wetenschappen wordt extra geïnvesteerd in universitair onderzoek in de sociale wetenschappen. Daarbij is er speciale aandacht is voor de Onderwijswetenschappen en lerarenopleidingen.
Wil je meer weten over deze sectorplannen?
In deze bijeenkomst leggen we uit wat het sectorplan Sociale Wetenschappen is, en op welke manier dat sectorplan bijdraagt aan thema’s Opleiding en professionalisering, De school als lerende en professionele organisatie, Kennis, vaardigheden en motivatie van leerlingen en Leven lang ontwikkelen.
VOR Algemene Ledenvergadering
Donderdag 11 juli 2024, 12:25 – 13:20 uur
Cube – Cube 213
Voor deelnemers aan de ALV wordt de lunch in de zaal klaargezet; deze hoef je niet eerst zelf beneden op te halen.
Wanneer je een vervangende lunch i.v.m. een opgegeven dieet hebt, laat ons dan bij de registratiebalie om uiterlijk 10.00 uur weten dat je aan ALV deelneemt. Wij zorgen er dan voor dat je lunch ook in de zaal klaarstaat.
Rondetafelgesprek (30 minuten)403Nynke van Ketel; Universiteit van Amsterdam Koopmans – K 1201wo 14:30 – 16:00 Om de waarde van bottom-up innovaties in het hoger onderwijs te vergroten is het belangrijk om te weten hoe kleinschalige innovaties kunnen worden opgeschaald. In de literatuur worden verschillende strategieën geïdentificeerd om de opschaling van innovaties te stimuleren. Niet altijd zijn deze strategieën toegespitst op het hoger onderwijs en niet altijd is er empirische onderbouwing. In deze sessie bespreken we verschillende strategieën om innovaties in het hoger onderwijs op te schalen. De discussie zal gebaseerd zijn op strategieën die op basis van een uitgebreide literatuurstudie zijn geïdentificeerd en op de praktijken en ervaringen van de deelnemers aan de sessie. Het doel van de sessie is om gezamenlijk te reflecteren op relevantie, effectiviteit en bruikbaarheid van verschillende strategieën. De sessie zal dienen als een start voor een onderzoek dat in het najaar zal plaatsvinden. Het doel van de studie is om aan de hand van de Delphi-methode met experts uit het onderwijsveld consensus te bereiken over relevante, bruikbare en effectieve strategieën om innovaties in het hoger onderwijs op te schalen. Wees van harte welkom om tijdens deze ORD-sessie alvast eigen inzichten te delen. Rondetafelgesprek (30 minuten)268Elske Van den Boom Muilenberg; Hogeschool Utrecht; Harry Rorije; Hogeschool Utrecht; Idwer Doosje; Hogeschool Utrecht Koopmans – K7wo 14:30 – 16:00 Labs, werkplaatsen, leergemeenschappen: netwerken zijn niet meer weg te denken uit het onderwijs. Hoewel netwerken veelal worden ingezet t.b.v. professionals, kunnen ze ook aan onderwijsinnovatie een waardevolle bijdrage leveren. Netwerken gericht op onderwijsinnovatie worden innoverende netwerken genoemd. Innoverende netwerken definiëren we als een heterogene groep mensen – van verschillende functies, uit verschillende lagen uit de organisatie of van verschillende organisaties – die regelmatig samenkomt om gezamenlijk te werken aan het innoveren van het onderwijs om complexe uitdagingen het hoofd te bieden. Een helder beeld m.b.t. hoe netwerken kunnen bijdragen aan onderwijsinnovatie ontbreekt op dit moment. Een voorlopig conceptueel model voor de functies van innoverende netwerken is in twee stappen vanuit literatuur en ervaring van diverse onderwijsinnovators geconstrueerd. Deelnemers aan het rondetafelgesprek worden gevraagd naar hun ervaringen met innoverende netwerken. In interactie met hen beogen we ons model verder te versterken, te verrijken en aan te scherpen. Met kennis over de functies die netwerken kunnen hebben voor onderwijsinnovatie kunnen netwerken bewust(er) worden in- en opgericht, met als doel onderwijsinnovatie zo goed mogelijk te ondersteunen in de onderwijspraktijk. Symposium (90 minuten)327Femke Geijsel; Tias; Maaike Koopman; Hogeschool Utrecht; Piety Runhaar; Wageningen Universiteit; Els Tanghe; Universiteit Antwerpen Tias – TZ 4wo 14:30 – 16:00 Het onderwijs staat voor grote uitdagingen. Terwijl de lerarentekorten alleen maar toenemen, wordt er steeds meer van onderwijs verwacht. Investeren in het leren en ontwikkelen van onderwijsprofessionals en (daarmee) hun motivatie voor het werk kan helpen om deze uitdagingen aan te pakken. Onderwijsinstellingen maken daarom werk van (strategisch) personeelsbeleid, loopbaanpaden en professionaliseringsmogelijkheden enz. echter, de context waarin dit gebeurt wordt steeds ingewikkelder. Om enkele factoren te noemen: naast lerarentekorten zijn er ook schoolleiderstekorten; personeelszaken worden steeds vaker projectmatig of met tijdelijke gelden bekostigd wat het voeren van structureel beleid belemmert. Deze ‘wickedity’ van het vraagstuk van leren en ontwikkelen van onderwijsprofessionals vraagt om een ecologisch (systeem) perspectief, waarin aandacht is voor factoren op meerdere niveaus en hun onderlinge interacties; voor de rol van verschillende stakeholders binnen de scholen en daarbuiten en hun individuele perspectieven, verwachtingen en waarden. Het symposium brengt drie papers samen die op hun eigen manier deels een ecologisch perspectief hanteren. Door deze papers in samenhang te bespreken en erop de reflecteren beoogt het symposium handvatten te ontdekken om het ecologisch perspectief in onderwijsonderzoek een stap verder te brengen. Paperpresentatie (30 minuten)293Mascha Enthoven; Hogeschool Inholland; Marietje Beemsterboer; Hogeschool Inholland Tias – TZ 5wo 14:30 – 16:00 De Wet Verduidelijking Burgerschapsonderwijs stuit op bezwaren vanuit orthodox-christelijke kringen, vooral vanwege mogelijke conflicten met de basiswaarden van de wet en de vrijheid van godsdienst en onderwijs. De wet verplicht alle scholen om doelgericht onderwijs te bieden ter bevordering van actief burgerschap en sociale cohesie. De wet wordt door reformatorisch christenen gezien als een inbreuk op de vrijheid van onderwijs en de vrijheid van godsdienst. Dat maakt het relevant om te onderzoeken hoe de burgerschapsopdracht zich vertaalt in het dagelijks handelen van leerkrachten op reformatorische scholen.Om deze vraag te beantwoorden is een kwalitatief, verkennend Grounded Theory onderzoek verricht onder 16 leerkrachten van 2 reformatorische basisscholen. Daaruit blijkt dat leraren een discrepantie ervaren tussen de religieuze en pedagogische opdracht die zij ervaren en de wet. Die discrepantie legt druk op het handelen wanneer zij kinderen religieus willen vormen en pedagogisch gezien veiligheid willen bieden en kinderen willen helpen een relatie op te bouwen met de wereld.We presenteren een theorie over de manier waarop religieuze waarden en pedagogische waarden zich tot elkaar verhouden in het dagelijks handelen van leraren op reformatorische scholen en welke invloed de Wet Verduidelijking Burgerschapsonderwijs daar op heeft. Paperpresentatie (30 minuten)515Julie Kurris; Avans Hogeschool Cube 15wo 16:45 – 17:45 De huidige complexe maatschappij nodigt uit tot een andere manier van onderwijzen, waarbij samenwerken centraal staat. Transdisciplinair onderwijs, waarin studenten van verschillende disciplines samen met een maatschappelijke partner werken aan een complex maatschappelijk vraagstuk, biedt mogelijkheden om te oefenen in het benaderen en handelen in de complexe samenleving. De implementatie van transdisciplinair onderwijs in hoger onderwijs heeft echter nog weinig voeten in de aarde. Vragen rondom de organisatie en didactische uitvoeringen van het onderwijs spelen bij docenten, beleidsmedewerkers en onderzoekers.Dit onderzoek richt zich op deze brede vraag: ‘wat zijn de voornaamste valkuilen en successen bij het opzetten, uitvoeren en evalueren van transdisciplinair onderwijs?’ Aan de hand van focusgroepen en semi-gestructureerde interviews met docenten, beleidsmedewerkers en onderzoekers, schetst dit onderzoek een beeld van de grootste vragen en belangen op dit thema Het onderzoek ligt aan de basis van de verdere ontwikkeling van de reeds bestaande TRAIL-tool (https://steam-plus.vercel.app/trail). Deze tool omvat kennis, voorbeelden en tools om gesprekken en samenwerkingen tussen verschillende belanghebbenden te faciliteren. Hierdoor zou het opzetten, uitvoeren en evalueren van transdisciplinair onderwijs minder hoogdrempelig worden, met als gevolg dat het een groter draagvlak zou kunnen krijgen binnen hoger onderwijs. Paperpresentatie (30 minuten)273Svenne Groeneweg; Universiteit van Amsterdam Cube 16wo 16:45 – 17:45 Via Scholarship of Teaching and Learning (SoTL) bestuderen docenten in het hoger onderwijs hun eigen onderwijspraktijk op een systematische manier. Het doel van SoTL is om een beter inzicht te krijgen in het leerproces van studenten en om het doceren en leren te verbeteren. In toenemende mate wordt SoTL gezien als een veelbelovende professionaliseringsstrategie, maar er is behoefte aan meer empirisch bewijs van de werkelijke impact van SoTL.Het doel van het onderzoek is om in kaart te brengen welke waarde docenten zelf toekennen aan hun deelname aan een SoTL-programma. Aan de hand van twee interviewrondes, gedurende de looptijd van het programma en na afloop daarvan, hebben 16 verschillende docenten hun waardecreatieverhaal gedeeld. Deze verhalen zijn thematisch geanalyseerd aan de hand van een codeerschema gebaseerd op het value creation framework van Dingyloudi, Strijbos en De Laat (2019).Alle respondenten rapporteren waarde die betrekking heeft op de ontwikkeling van kennis en vaardigheden. Daarnaast wordt de setting van het programma zelf en de uitbreiding of versterking van sociale relaties en netwerken als waardevol gezien. Eventuele veranderingen in de onderwijspraktijk treden doorgaans pas later op. Als persoonlijke of professionele waarde genoemd worden, ervaren docenten deze vaak als de belangrijkste waarde. Paperpresentatie (30 minuten)376Tanya Beliaeva; Dienst Uitvoering Onderwijs; Daniel Elzas; Dienst Uitvoering Onderwijs; Rianne Lam; Dienst Uitvoering Onderwijs Cube 20do 09:00 – 10:30 In dit onderzoek is gekeken naar het verband tussen reisafstanden en voortijdig schoolverlaten in het vo en het mbo. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat een langere reisafstand gepaard gaat met een lager uitvalpercentage. In dit onderzoek hebben wij data over vo-leerlingen en mbo-studenten uit de schooljaren 2021/2022 en 2022/2023 geanalyseerd. Uit de resultaten blijkt dat in het mbo niet-vsv’ers gemiddeld langer reizen dan vsv’ers. Dit geldt ook wanneer we meerdere factoren meenemen, zoals leerweg en niveau. In het vo zien we geen evidente verschillen, al lijken voor specifieke groepen vo-leerlingen vsv’ers juist iets langer te reizen dan niet-vsv’ers. Poster: Meedenksessie768Marije Verkerk; Hogeschool Utrecht Cobbenhagen – Kleine foyerdo 11:15 – 12:15 Jongeren in Nederland hebben in toenemende mate last van mentale klachten. Te veel toetsen? Te veel social media? Of hebben zij misschien een zingevingsprobleem? Wat maakt het leven voor hen moeilijk, en wat maakt het de moeite waard? En wat betekent ‘zinvol onderwijs’ in dit kader?Aan de hand van kwalitatief onderzoek kijk ik hoe existentieel welzijn er voor jongeren uitziet. Inzichten uit onderwijspedagogiek, filosofie en existentiële psychologie vormen de theoretische kant van het onderzoek. Voor het empirische deel ga ik in gesprek met leerlingen, studenten, en jonge professionals. Deze poster presenteert de eerste opbrengsten van dit narratieve onderzoek. Voor existentieel welzijn blijken verbinding, voldoening en zingeving cruciale ingrediënten; in de verhalen van respondenten komen waarden naar voren als balans, relaties, rust, perspectief, en (zelf)vertrouwen. De voorlopige resultaten bieden aanknopingspunten om in gesprek te gaan over het belang van diepgaande reflectie in alle soorten onderwijs en de waarden die in ons onderwijsstelsel lijken te zijn vergroeid, zoals succes, meetbaarheid, maakbaarheid en objectiviteit. Meedenkers worden uitgenodigd te delen wat zij herkennen in hun eigen onderwijspraktijk en kritisch mee te denken over hoe deze inzichten onderwijs ‘waarde-voller’ kunnen helpen maken. Workshop (60 minuten)386Carla Oonk; Wageningen University; Wietske KuijerSiebelink; HAN University of Applied Sciences & Radboudumc Health Academy; Tanja Tankink; HAN University of Applied Sciences; Lotte Bus; HAN University of Applied Sciences Cube 212do 11:15 – 12:15 Professionals komen steeds vaker nieuwe, ongebruikelijke en complexe situaties tegen in hun werk, mede door maatschappelijke uitdagingen. Dat betekent, dat we in ons onderwijs professionals moeten opleiden die in staat zijn om te kunnen inspelen op deze situaties en bijdragen aan gewenste verandering. Professionals die dit goed kunnen worden in de literatuur aangeduid als adaptieve experts. In onderwijs wordt wel gesproken over wendbare professionals. In deze workshop krijg je inzichten in hoe je de ontwikkeling van wendbaarheid kunt stimuleren door (nieuwe vormen van) werkplekleren, gebaseerd op de resultaten van het 4-jarig onderzoek Adapt at Work. Middels een korte interactieve warm-up over ‘mijn wendbaarheid’, krijg je inzicht in het concept en werksituaties die vragen om wendbaarheid. Vervolgens geven we een korte uitleg over de ontwikkelde tools op basis van onderzoeksresultaten, waarna deelnemers in subgroepen actief aan de slag gaan met één van de tools, om zo hands-on inzichten te krijgen over hoe te komen tot leerwerkomgevingen in het Hoger Onderwijs om de ontwikkeling van wendbaarheid van studenten te stimuleren. Dit onderzoek is NRO-gefinancierd. Rondetafelgesprek (30 minuten)278Josine Görtzen; Technische Universiteit Eindhoven, Eindhoven School of Education; Gonny Schellings; Technische Universiteit Eindhoven; Nienke Nieveen; Technische Universiteit Eindhoven Koopmans – K7do 11:15 – 12:15 Reflecteren is een belangrijke vaardigheid voor middelbare schoolleerlingen. Bij het vak Onderzoek & Ontwerpen (O&O) stimuleren docenten reflectieprocessen van leerlingen door het geven van feedback. Uit eerder onderzoek blijkt dat O&O-docenten het lastig vinden om procesgerichte feedback te geven.Op basis van literatuur is een professionaliseringstraject (Collaboratieve Docent Reflectie, CDR) ontwikkeld om docenten te ondersteunen bij het leren geven van procesgerichte feedback. Tien O&O-docenten volgden het CDR-traject: persoonlijke leerdoelen werden geformuleerd en elke docent koos één focusklas waarbij aan dit leerdoel werd gewerkt. Hiervan werden video-opnames gemaakt en binnen een leergemeenschap besproken. De leergemeenschappen (drie in totaal) kwamen drie keer samen. Het CDR-traject werd onderzocht met opnames van docentgesprekken, een ‘presentation of learning’ en een vragenlijst. Dezelfde vragenlijst werd ook aan leerlingen (n=164) voorgelegd. Ontwerp van het CDR-traject en meetinstrumenten zijn gebaseerd op drie theoretische feedbackmodellen.Echter, uit de data-analyse komt naar voren dat docenten niet/nauwelijks in deze theoretische nuances denken en handelen. Het rondetafelgesprek biedt deelnemers meer uitleg over het professionaliseringstraject, met stellingen rondom het combineren van theoretische modellen met de data-analyse: Wat is belangrijk in de vertaalslag tussen theorie en praktijk? Paperpresentatie (30 minuten)525Joe Rodd; Dienst Uitvoering Onderwijs Simon SZ 31do 11:15 – 12:15 Bij beleidsaanpassing of stelselverandering, worden leerlingen zowel direct geraakt (dit van de beleidsinterventie) als indirect geraakt (de leerlingen op andere afdelingen van de school, of op naburige scholen). Vaak wordt bij beleidsevaluatie enkel naar de impact op de leerlingen die direct geraakt worden gekeken, aannemelijk omdat het moeilijk is om te weten welke leerlingen indirect geraakt worden. De impact op de leerlingen die indirect geraakt worden, wordt dan genegeerd.Dit onderzoek introduceert een methode om in te schatten welke leerlingen indirect geraakt worden, door het algoritmisch vaststellen van schoolmarktregio’s die rekening houden met de woon-school reisstromen van VO leerlingen. De onderzoeker kan aannemen dat de rimpelingen van beleidsaanpassingen ophouden bij de grenzen van een schoolmarktregio, en dat door te kijken naar de impact op alle leerlingen binnen deze regio, zij de impact op de effectiviteit van het gehele onderwijsstelsel kan beoordelen. Omdat de regio’s verschillen in omvang, bevolkingssamenstelling en onderwijsstructuren, ontstaan er ook veel mogelijkheden tot natuurlijke experimenten.In de huidige kaart zijn er 79 regio’s die sterk verschillen in omvang en bevolkingssamenstelling, die we zullen delen als open databestand en shapefile, en toelichten bij de presentatie. Workshop (60 minuten)700Marije Lesterhuis; Universitair Medisch Centrum Utrecht; Gisela Van der Velden; Universitair Medisch Centrum Utrecht; Bea Mertens; Universiteit Antwerpen Tias – TZ 3do 11:15 – 12:15 Sociaalwetenschappelijke onderzoekers zijn minder divers dan veel van de populaties die we onderzoeken. De achtergrond van een onderzoeker bepaalt echter (vaak onbewust) keuzes die we maken, bijvoorbeeld het onderzoekstopic waarmee we affiniteit hebben en methodologische keuzes die soms (ongewild) leiden tot het uitsluiten van alternatieve perspectieven (Secules et al., 2021). Om te waken over de validiteit van onderzoek is het belangrijk kritisch te reflecteren op de invloed van de eigen subjectiviteit en context op het onderzoeksproces (Olmos-Vega et al., 2022), ofwel op onze positionaliteit. Positionaliteit verwijst naar een geheel van verschillende meer zichtbare (bv. etnische afkomst) en verborgen (bv. seksuele voorkeur) demografische identiteiten.In de workshop introduceren van de concepten diversiteit, biases en positionaliteit. Dit stelt de deelnemers in staat om te reflecteren op aspecten die deel uitmaken van hun onderzoeksidentiteit en die dus hun positionaliteit mee vormen. Vervolgens presenteert een van de auteurs de zes fundamentele aspecten van positionaliteit (Secules et al., 2021) en hoe deze in haar onderzoek het proces hebben beïnvloed. Tot slot gebruiken we deze zes aspecten om te reflecteren op mogelijke biases in het eigen onderzoek. Deze worden plenair besproken om, gebaseerd op methodologische literatuur, bruikbare handvatten voor inclusiever onderzoek aan te kunnen reiken. Workshop (60 minuten)762Rosanne Zwart; Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek Tias – TZ 5do 11:15 – 12:15 Het NRO heeft in het kader van NP Onderwijs voor het mbo en ho gewerkt aan het ontwikkelen van een matchingsplatform ‘Onderzoeksplein Onderwijs’. Het Onderzoeksplein Onderwijs is bedoeld als matchingsplatform voor onderzoekers en onderwijsprofessionals. Deze partijen kunnen op het Onderzoeksplein hun idee voor een onderzoek plaatsen. Onderwijsprofessionals (scholen) geven aan welke kansrijke aanpak of innovatie ze graag zouden willen laten onderzoeken. Vervolgens zoeken ze (via het onderzoeksplein) de samenwerking met onderzoekers of andere praktijkprofessionals op. Indien een match leidt tot een onderzoeksvoorstel, dan kan financiering direct worden aangevraagd bij het NRO. Inmiddels is het onderzoeksplein succesvol gebruikt in onderzoek in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs en wordt het ook benut voor andere financieringsinstrumenten van het NRO.In deze interactieve workshop willen we deelnemers graag kennis laten maken met het onderzoeksplein en het gebruik ervan. Hoe werkt het, wat kan je er halen en brengen? Hoe moet je een idee op het plein zetten? Hoe zien eerdere aanvragen er in grote lijnen uit die op basis van de ontmoet op het plein tot stand zijn gekomen? Welke gebruikerservaringen zijn er al om van te leren? Paperpresentatie (30 minuten)640Rosalien van der Meer; Hogeschool Saxion Cobbenhagen – Aulado 16:00 – 17:30 Hogescholen willen studenten opleiden tot zelfbewuste professionals die weten wat ze kunnen en willen bijdragen in de beroepspraktijk en maatschappij en die goed voorbereid zijn op een leven lang ontwikkelen. Daarbij krijgt het stimuleren van een sense of belonging van studenten steeds meer aandacht, om studenten onder meer in het kader van studentenwelzijn en succesvol studeren goed te ondersteunen. Saxion heeft mede hierom gekozen voor een nieuwe vorm van studieloopbaanbegeleiding: studiecoaching in thuisgroepen. Een thuisgroep is een vaste groep studenten van dezelfde opleiding, begeleid door een studiecoach. De leeractiviteiten in een thuisgroep zijn gericht op binding met elkaar en de opleiding en persoonlijke, professionele ontwikkeling van studenten. Het onderzoek heeft ervaringen van studenten en studiecoaches met thuisgroepen in beeld gebracht om zo te komen tot werkzame principes voor de inrichting van studiecoaching in thuisgroepen. Er zijn interviews afgenomen onder studenten en studiecoaches van vier opleidingen (zorg en economie). De resultaten leiden tot formulering van werkzame principes op het gebied van de leerinhoud, leeractiviteiten, docentrollen en groeperingsvormen binnen de thuisgroep. Integratie van het programma voor studiecoaching binnen het opleidingscurriculum blijkt daarbij een belangrijk aandachtspunt. De gevonden werkzame principes zijn vertaald naar aanbevelingen voor opleidingen die studiecoaching in thuisgroepen (verder) willen vormgeven. Paperpresentatie (30 minuten)521Silvia Klunder; ICLON, Interfacultair Centrum voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Nascholing van de Universiteit Leiden;Ben Smit; ICLON, Interfacultair Centrum voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Nascholing van de Universiteit Leiden Simon – S8do 16:00 – 17:30 Onderzoek naar hybride virtueel onderwijs voor leerlingen met een chronische aandoening (CA) is beperkt. In onderwijs aan zieke kinderen die vanuit huis of ziekenhuis onderwijs volgen moeten leraren hun aandacht moeten verdelen over de leerlingen in de klas en de leerling-CA. Leraren hebben met name moeite om de interactie tussen de leerling-CA en de klas (leerlingen én de leraar) te stimuleren. Leraren hebben moeite met het onderhouden van de sociale betrokkenheid van de leerling-CA met de klas en omgekeerd, en het stimuleren van de motivatie van leerlingen-CA voor leren en school. Daarnaast zijn de toegepaste pedagogische en didactische strategieën en de gebruikte technologie van invloed is op de effectiviteit van hybride virtueel onderwijs. In dit onderzoeksproject wordt beschreven hoe leraren hybride virtueel onderwijs in PO, VO en MBO vorm geven en welke problemen ze daarbij ondervinden. Tevens worden suggesties voor verbetering van het onderwijs gepresenteerd. De resultaten van het onderzoek zijn tevens verwerkt in een factsheet voor leraren. Dit onderzoek is NRO-gefinancierd. Paperpresentatie (30 minuten)337Els Roskam-Pelgrim; Avans Hogeschool; Lotte Bus; HAN University of Applied Sciences Simon SZ 31do 16:00 – 17:30 De onvoorspelbare complexiteit van toekomstige beroepen vereisen dat professionals beschikken over adaptieve expertise. Adaptieve experts weten hoe ze optimaal moeten bewegen tussen efficiëntie en innovatie. Uit de literatuur zijn verschillende taakkenmerken geïdentificeerd die curriculumontwikkelaars kunnen gebruiken om adaptieve expertise te bevorderen. Dit zijn: openheid, authenticiteit, noviteit, cognitieve complexiteit, creatieve complexiteit, interactie met stakeholders, samenwerking, autonomie en leercultuur. In deze studie analyseren we drie casussen in werkgerelateerde onderwijsomgevingen in de context van het hoger onderwijs, die ontworpen zijn om adaptieve expertise te bevorderen. We analyseren op basis van interviews met ontwikkelaars, docenten en studenten hoe de negen genoemde taakkenmerken tot uiting komen. Een zekere mate van autonomie met een veilige leercultuur waarin fouten maken mag en er gereflecteerd wordt, blijken in alle casussen aanwezig. Verder zien we variaties in de mate waarin de aard van de taak uitgewerkt wordt (openheid, authenticiteit en noviteit). Ook de mate waarin er cognitieve en creatieve complexiteit gevraagd wordt, wordt verschillend uitgewerkt, evenals de keuze voor ofwel een grote mate van samenwerking bij het volbrengen van de opdracht, ofwel het interacteren met stakeholders.Curriculumontwikkelaars kunnen de taakkenmerken gebruiken als een gespreksstarter om beredeneerde keuzes te maken in de ontwikkeling van onderwijsmodules gericht op adaptieve expertise ontwikkeling. Dit onderzoek is NRO-gefinancierd. Paperpresentatie (30 minuten)375Marloes Vreekamp; Wageningen University & Research Tias – TZ 3do 16:00 – 17:30 De Nederlandse universiteiten kennen sinds 2008 de Basiskwalificatie Onderwijs (BKO) om de kwaliteit van het universitaire onderwijs en de professionele ontwikkeling van docenten te verbeteren. Binnen de BKO wordt samenwerken door docenten als belangrijk ervaren. Samenwerken met andere deelnemers omvat diverse activiteiten en varieert in de mate van onderlinge afhankelijkheid tijdens de samenwerking (Little, 1990). In deze studie is middels een survey onderzocht welke samenwerkingsactiviteiten worden ervaren door docenten, welke leeruitkomsten docenten rapporteren en wat de relatie is tussen samenwerkingsactiviteiten en leeruitkomsten. Uit de resultaten blijkt dat samenwerkingsactiviteiten die gepaard gaan met een hoge onderlinge afhankelijkheid (co-creatie) minder vaak worden ervaren dan die met een lage onderlinge afhankelijkheid (delen). Verder blijkt dat hoe frequenter samenwerking wordt ervaren, hoe meer leerresultaten er worden gerapporteerd door docenten. Tot slot blijken samenwerkingsvormen waarbij sprake is van een geringe onderlinge afhankelijkheid leeruitkomsten in het persoonlijke domein (i.e. kennis, visie) en docent handelen te stimuleren. Deze resultaten kunnen worden gebruikt om samenwerkingsactiviteiten binnen de BKO verder vorm te geven. Paperpresentatie (30 minuten)502Arjen De Vetten; ICLON, Universiteit Leiden Tias – TZ 3do 16:00 – 17:30 Wanneer docenten structurele problemen ervaren die een transformatie van hun onderwijspraktijken vereisen, is er behoefte aan transformative agency. Wij gebruiken de Change Laboratory innovatiemethodiek om verandering in een complexe onderwijscontext te bewerkstellingen en de ontwikkeling van transformative agency van docenten te faciliteren (Engeström, 2011). Het onderzoek vindt plaats binnen de vakken van vier docenten van een master rechtsgeleerdheid. Wij bestuderen de transformaties in hun vakken om te evalueren in hoeverre uit de implementatie van de vernieuwde onderwijsmodellen die docenten tijdens de Change Laboratory hebben ontwikkeld docenten transformative agency bereikt hebben. Voor de analyse gebruiken we lesobservaties, interviews en panelgesprekken met studenten, kijkcijfers van kennisclips, toetsresultaten en reflectie-interviews met de docenten over hun transformative agency. Een eerste analyse toont getransformeerde onderwijspraktijken, waarbij studenten meer verantwoordelijkheid op zich hebben genomen voor hun eigen leerproces en voor participatie tijdens het onderwijs. Tijdens de presentatie delen we ook de resultaten van de reflectie-interviews. Ons onderzoek draagt bij aan de evidentie over de effectiviteit van de Change Laboratory innovatiemethodiek, een methodiek die ook in andere contexten waarin structurele problemen spelen gebruikt kan worden. Paperpresentatie (30 minuten)203Rieke van Bemmel; Open Universiteit Tias – TZ 8do 16:00 – 17:30 Bij lerarenopleidingen staat flexibiliseren volop in de belangstelling. Onder druk van het lerarentekort proberen opleidingsteams van lerarenopleidingen het curriculum aantrekkelijker en toegankelijker te maken door het ontwerpen van een responsief curriculum waarin een individuele benadering en maatwerk centraal staan. Essentieel onderdeel van een ontwerpproces is evaluatie en deze kan in elke fase van een ontwerp worden uitgevoerd, zodat teams tijdens het ontwerpen regelmatig en tijdig zicht krijgen op knelpunten. Echter, er is nog weinig bekend over hoe en met welk instrument een responsief curriculum geëvalueerd kan worden. Doel van dit onderzoek is om een instrument te ontwikkelen waarmee geëvalueerd kan worden welke invulling responsiviteit krijgt. We hanteren een kwalitatieve, ontwerpgerichte aanpak waarin we in focusgroepen met experts en docentontwikkelteams op iteratieve wijze een evaluatie-instrument voor responsieve lerarenopleidingen ontwikkelen en testen. Het resultaat is een bruikbaar en gevalideerd instrument waarmee een responsief curriculum niet met extern opgelegde, maar zelf ontwikkelde criteria geëvalueerd kan worden. Met dit evaluatie-instrument kan regelmatig en tijdig geanticipeerd worden op knelpunten. Symposium (90 minuten)78Janna Bruijning; Hogeschool Utrecht; Harry Rorije; Hogeschool Utrecht; Erica Bouw; Hogeschool Utrecht; Ilya Zitter; Hogeschool Utrecht; Josien Engel; Hogeschool Utrecht Cobbenhagen – Aulavr 09:00 – 10:30 Om verder te komen met maatschappelijke opgaves, zullen alle betrokkenen moeten leren en zich blijven ontwikkelen. Dat kan in leeromgevingen waarin mensen vanuit verschillende werelden samen werken aan een concreet vraagstuk. Zulke leeromgevingen zijn te zien als een soort van infrastructuur en als voorziening ingericht in nieuwe en bestaande wijken waarin men leert op elkaar af te stemmen en in lijn brengen van verschillende denkbeelden, talen, concepten en (deel)oplossingen. De kennis over het ontwerpen van deze leeromgevingen en welke (maatschappelijke) waarde wordt behaald voor betrokkenen is nog schaars. Doelstelling van dit symposium is om kennis uit onderzoek naar grensoverstijgende leeromgevingen te delen, zodat inzicht ontstaat hoe deze leeromgevingen ontworpen kunnen worden, op welke wijze deze leeromgevingen gezamenlijk een sterk geheel gaan vormen en welke waarde gecreëerd kan worden voor betrokkenen als ze samen leren en innoveren in deze leeromgevingen. In dit symposium worden resultaten van onderzoek naar ontwerpprincipes voor deze leeromgevingen, waardecreatie in interprofessionele leeromgevingen en het verduurzamen van interprofessionele leeromgevingen in het hoger beroepsonderwijs gedeeld met deelnemers. Symposium (90 minuten)451Nienke Nieveen; Technische Universiteit Eindhoven, Eindhoven School of Education; Marieke Thurlings; Eindhoven School of Education, AP&SE, TU/e; Elvira Folmer; HAN; Roel Grol; HAN Cube 16vr 09:00 – 10:30 Dit symposium gaat over de vraag hoe leraren leren ontwerpen. Deze vraag bespreken we vanuit drie invalshoeken. Bijdrage één bespreekt de ontwikkelingen in het Nederlandse onderwijsbeleid, waarin scholen worden aangemoedigd om een breed scala aan contextspecifieke keuzes te maken. In de praktijk ervaren leraren uitdagingen bij het vormgeven aan het curriculum en is er vraag naar betere voorbereiding op dit gebied. Deze bijdrage richt zich op de vraag hoe leraren beter voorbereid kunnen worden op ontwerptaken.Bijdrage twee stelt zich ten doel om te inventariseren in welke mate lerarenopleidingen hun studenten voorbereiden op hun toekomstige ontwerprol. De hoofdvraag luidt: hoe ziet de leerlijn ‘ontwerpen’ eruit in enkele tweedegraads lerarenopleidingen en welke overeenkomsten en verschillen worden tussen opleidingen zichtbaar?Bijdrage drie presenteert een casus binnen een universitaire lerarenopleiding, waar een curriculumvernieuwing plaatsvond. In deze werd een nieuw vak ontwikkeld: Educational Design Research. In dit vak werken studenten in een groep aan het ontwikkelen van onderwijsmateriaal rondom thema’s aangedragen door scholen. Het doel van deze bijdrage is tweeledig: het beschrijven van het huidige vak EDR alsmede het ontwerpproces van het vak. Rondetafelgesprek (30 minuten)390Belinda Ommering; Hogeschool Utrecht; Ellen de Kwant; Hogeschool Utrecht Koopmans – K 1201vr 09:00 – 10:30 Wil je meepraten en denken over de wijze waarop we onderzoekend vermogen, nauw verbonden aan beroepsprocessen, kunnen laten landen in een integraal curriculumontwerp van de lerarenopleiding? Tijdens deze sessie gaan we in gesprek over de wijze waarop onderzoekend vermogen binnen een integraal ontwerp in de opleidingspraktijk verankerd wordt. Hoe zorgen we ervoor dat het onderzoekend vermogen niet verdwijnt in de veelheid aan thematieken als er geen aparte lessen voor zijn? Wat zijn de mogelijke werkende mechanismen om dit te realiseren?De sessie start met een korte introductie van het vraagstuk. Vervolgens gaan we aan de hand van een verkennend evaluatieonderzoek dat op dit moment uitgevoerd wordt, in gesprek over het duurzaam kunnen realiseren van voldoende kwaliteit als het gaat om de ontwikkeling van onderzoekend vermogen binnen een integraal opleidingsontwerp en de rol van zogenaamde ‘ambassadeurs onderzoekend vermogen’ hierin. Wat zijn de mogelijke werkende mechanismen en hoe kunnen lerarenopleiders verder ondersteund worden bij het verankeren van onderzoekend vermogen in het curriculum van de lerarenopleiding. Workshop (60 minuten)191Jorik Arts; Fontys Hogescholen; Mieke Jaspers; Fontys Hogescholen Koopmans – K 1206vr 09:00 – 10:30 Zowel binnen het mbo als het voortgezet onderwijs blijven aspecten omtrent beleving van onderwijs vaak onderbelicht. In het vo leidt dit ertoe dat problemen met motivatie voor schoolwerk of keuze mogelijk over het hoofd worden gezien. In het mbo kunnen studenten die twijfelen over de studiekeuze vroegtijdig uitvallen nog voordat de opleiding deze twijfel in beeld heeft.Een laagdrempelige manier om vo leerlingen en mbo studenten zelf aan het woord te laten is door hen te vragen om relevante aspecten zoals motivatie of zeker over studiekeuze te visualiseren met een zogenaamde storyline. Het visualiseren helpt om gedachten die minder gemakkelijk onder woorden te brengen zijn, te delen met een mentor/studieloopbaanbegeleider.Uit de eerste verkenning komt naar voren dat leerlingen/studenten het fijn vinden om op een niet-talige manier te werken. Docenten geven aan dat de gesprekken een heel ander verloop kennen dan voorheen. De storylines geven een waardevoller beeld van wat leerlingen en studenten beweegt dan de cijfers alleen (individueel niveau). De werkwijze maakte bovendien ongewenste/onverwachte effecten van curriculumontwerp zichtbaar (organisatieniveau).Tijdens de workshop wordt een theoretisch kader gedeeld worden, samen met enkele opbrengsten. Deelnemers gaan vervolgens zelf aan de slag met de storyline methodiek. Symposium (90 minuten)509Annemarie Neeleman; Hogeschool Rotterdam; Niek Van den Bogert; Hogeschool Rotterdam; Taco Bischeroux; Hogeschool Utrecht; Angela de Jong; Hogeschool Utrecht; Mieke Koeslag-Kreunen; Hogeschool Utrecht; Mees Kok; Hogeschool Utrecht; Elsemarijn Ippel; Hogeschool Utrecht; Rachel Verheijen-Tiemstra; Fontys Hogeschool; Patricia Brouwer; Hogeschool Utrecht; Akke Hak; Hogeschool Utrecht Simon – S8vr 09:00 – 10:30 In een context waarin het tekort aan schoolleiders oploopt en hun rol in complexiteit toeneemt, is over de professionele ontwikkeling van schoolleiders relatief nog weinig bekend. In dit symposium worden bijdragen gebundeld die zich richten op professionele ontwikkeling van schoolleiders en overige leidinggevenden in het onderwijs waarmee een bijdrage geleverd kan worden aan de versterking van deze doelgroep. In toenemende mate wordt gepleit voor het conceptualiseren van een school als ‘lerende organisatie’. Oftewel, een school die het vermogen heeft zich routinematig en systematisch te veranderen en te innoveren en aan te passen aan nieuwe ontwikkelingen en omstandigheden. Een lerende organisatie vraagt o.a. om leiderschap gericht op leren, waarbinnen ook de leidinggevende zelf lerende is. In dit symposium worden hieromtrent drie papers gepresenteerd. De eerste gaat in op de ontwikkeling van een meetinstrument voor de school als lerende organisatie. De tweede richt zich op ontwikkelingen van mentale leiderschapsmodellen van leidinggevenden om het leiderschapsgedrag beter te kunnen begrijpen. De derde focust op de ontwikkeling van inclusief leiderschap, een leiderschapsbenadering die effectief wordt geacht in contexten die zich kenmerken door diversiteit. De referent zal tot slot deze sessies bespreken en is er gelegenheid tot het stellen van vragen en discussie. Alternatieve presentatievorm (60 minuten)787Nynke Bos; Hogeschool Inholland; Suzan van Brussel; Avans Hogeschool Tias – TZ 4vr 09:00 – 10:30 Het nieuwe divisiebestuur van ICT in Onderwijs & Opleiding speelt graag het spel Best of Both Worlds: wat is in jouw onderwijs(ontwerp) de optimale combinatie tussen mens en techniek? Deze vraag staat centraal bij het spelen van ‘Best of Both Worlds’ tijdens deze workshop. Verken elkaars perspectieven over een praktijkcasus en bepaal vanuit jouw rol hoe het onderwijskundig doel het best wordt bediend. Kruip in de huid van de student, docent, tech-ambassadeur, mens-ambassadeur of advocaat van de duivel! Aan het eind van het spel hebben de spelers meer inzicht in hoe technologie kan worden ingezet in het onderwijs op zo’n manier dat het ons mensen versterkt en verder helpt. Het spel is ontwikkeld door dr. Esther van der Stappen, lector Digitale Didactiek bij Avans Hogeschool en enkele kenniskringleden. Paperpresentatie (30 minuten)187Anne de Bruijn; Vrije Universiteit Amsterdam Tias – TZ 5vr 09:00 – 10:30 COVID-19 heeft een enorme impact gehad op sociaal-emotioneel welbevinden en functioneren van leerlingen. De inzet van effectieve onderwijsaanpakken hiervoor vereist zicht op de factoren die relateren aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen. Dit onderzoek kijkt daarom naar school- en kind-factoren die voorspellend zijn voor motivatie, academisch zelfconcept, schoolwelbevinden, en sociale acceptatie van PO- en VO-leerlingen. Hiervoor is data gebruikt van een effectiviteitsstudie naar COVID-19-gerelateerde interventieprogramma’s. 3764 ouders van BO-leerlingen en 2545 VO-leerlingen vulden gevalideerde vragenlijsten in over motivatie, academisch zelfconcept, schoolwelbevinden, en sociale acceptatie. Schoolkenmerken (schoolgrootte, achterstandsscore, urbanisatieniveau, denominatie) zijn opgehaald uit CBS- en DUO-databases. Op leerling-niveau zijn klas/groep, deelname aan een COVID-19-interventieprogramma, moment van invullen (halverwege/eind schooljaar), en schoolniveau (voor VO-leerlingen) meegenomen. Uit Multilevel General Linear Mixed Modellen, afzonderlijk voor PO- en VO-leerlingen, bleken vooral factoren op leerling-niveau (klas/groep, interventiedeelname) voorspellend voor sociaal-emotionele uitkomsten. Op schoolniveau was enkel school-achterstandsscore een significante voorspeller, specifiek voor motivatie van PO-leerlingen. Met het oog op gelijke kansen lijkt de kleine rol die schoolfactoren spelen een gunstig resultaat. Positief is bovendien dat scholen een goed beeld lijken te hebben gehad van risicoleerlingen ten tijden van COVID-19. Deze resultaten kunnen scholen helpen om leerlingen te identificeren die mogelijk het meest baat hebben bij sociaal-emotionele interventieprogramma’s. Dit onderzoek is NRO-gefinancierd. Workshop (60 minuten)245Marieke Thurlings; Eindhoven School of Education, AP&SE, TU/e Cube 16vr 11:15 – 12:15 In deze workshop staan factoren centraal die, in onze ervaring, bijdragen aan het vlottrekken van studievertraging en het voorkomen daarvan. Deze factoren zijn essentiële kenmerken van verschillende interventies die we in onze universitaire lerarenopleiding inzetten om studievertraging rondom het afstudeeronderzoek vlot te trekken én dat te voorkomen. De interventies blijken, op basis van een descriptieve analyse van het aantal uitgereikte diploma’s, effectief: er studeren meer studenten nominaal af én studenten die al langer dan drie jaar met de opleiding bezig zijn hebben vaker hun diploma ontvangen. De doelen van de workshop zijn (1) het delen van de factoren en interventies vanuit onze opleiding en die vanuit opleidingen van de deelnemers (2) het leren van elkaars ervaringen en in dialoog te gaan over het door-ontwikkelen van interventies (zowel op onze opleiding als op die van de deelnemers). De workshop is bedoeld voor lerarenopleiders en docenten verbonden aan andere opleidingen die zich bezighouden met zorgstudenten, studentenwelzijn en studievertraging; en voor anderen die geïnteresseerd zijn in deze onderwerpen. In lerarenopleidingen is studievertraging (rondom het afstudeeronderzoek) een vaker voorkomend verschijnsel. Met de workshop beogen we om te leren van elkaars ervaringen. Workshop (60 minuten)428Saskia Brokamp; Hogeschool Utrecht; Ditte Lockhorst; Oberon; Lotte Henrichs; Universiteit Utrecht; Martine van Rijswijk; Universiteit Utrecht Koopmans – K 1206vr 11:15 – 12:15 In deze workshop leggen wij in een actieve werkvorm aan de deelnemers een toolbox voor, die gebruikers in staat stelt een continue professionele dialoog te voeren bij het opleiden en professionaliseren van leraren. Een professionele dialoog stelt mulit-disciplinaire teams (van leraren in opleiding, leraren, opleiders en onderzoekers) in staat om een gelijkwaardige en productieve samenwerkingsrelatie te bewerkstelligen. In de voorliggende toolbox is het onderwerp van de professionele dialoog het gezamenlijk komen tot deskundigheidsbevordering op het gebied van diversiteits-sensitief lesgeven (DSL). De toolbox kan in de toekomst ook voor andere thema’s worden ingezet. De toolbox is het resultaat van co-constructie tussen onderwijsonderzoekers en leraren aan zes vo-scholen in Utrecht. In de workshop leggen wij de eerste versie van de toolbox voor, en presenteren we kort de eerste bevindingen van de participerende leraren in het vo. Daarna stellen we deelnemers aan de workshop in staat om onderdelen van de toolbox uit te proberen aan de hand van een realistische casus en te reflecteren op manieren waarop zij de toolbox in hun eigen context zouden kunnen inzetten. Dit onderzoek is NRO-gefinancierd. Paperpresentatie (30 minuten)89Katie Goeman; KU Leuven; Karlien De Jaeger; KU Leuven Tias – TZ 4vr 11:15 – 12:15 Chronisch of langdurig zieke leerlingen in Vlaanderen hebben toegang tot diverse vormen van onderwijsondersteuning, zoals internetgebaseerd onderwijs, via thuisonderricht en in ziekenhuisscholen. Deze bijdrage rapporteert over vier exploratieve studies, uitgevoerd tussen 2021 en 2023, die gericht zijn op het identificeren van kritische succesfactoren voor dergelijke alternatieve onderwijstrajecten. Meer specifiek belicht ze de perspectieven van het onderwijspersoneel, met het eco-triadisch model als theoretisch vertrekpunt. De resultaten onderstrepen het belang van frequente en efficiënte communicatie gedurende alle fasen van het onderwijsondersteuningstraject. Verder zijn informatie en sensibilisering, flexibele procedures, een duidelijk zorgbeleid (en bijbehorende zorgstructuur) op de thuisschool en een centraal digitaal platform essentieel. Het delen van ervaringen blijkt tevens cruciaal voor het onderwijspersoneel. De aanbevelingen voor de praktijk richten zich op de implementatie van een digitaal platform, de herziening van de regelgeving en het invoeren van meer flexibele procedures. Op theoretisch vlak dringt een verfijning van het eco-triadisch model zich op, waarbij specifieke aspecten van interactie gedifferentieerd worden per fase van het ondersteuningstraject en per actor. Verder onderzoek naar andere actoren (dan het onderwijspersoneel) wordt aanbevolen om een holistisch begrip van de ondersteuning van chronisch of langdurig zieke leerlingen te verkrijgen. Paperpresentatie (30 minuten)443Ella Desmedt; IDEA Consult Tias – TZ 4vr 11:15 – 12:15 Elk kind heeft recht op onderwijs, ook zieke leerlingen. Daarom zijn er vijf Vlaamse overheidsmaatregelen met als doel leerachterstand beperken en terugkeer naar school voorbereiden: • Maatregelen binnen het zorgbeleid van een school; • Ziekenhuisonderwijs; • Tijdelijk onderwijs aan huis (TOAH); • DMOB, of onderwijs in de kinderpsychiatrie; • Bednet (synchroon internetonderwijs). Elke maatregel wordt door een andere actor aangeboden. Dit onderzoek is een evaluatie van dit onderwijsaanbod in opdracht van de Vlaamse overheid met als evaluatiecriteria relevantie, coherentie, effectiviteit en efficiëntie.Het evaluatiekader bestond uit 21 evaluatievragen en toetsingscriteria gebaseerd op wetenschappelijke en praktijkinzichten over kwaliteitsvol onderwijsaanbod voor zieke leerlingen. Het centrale theoretisch kader inzake beleidsevaluatie was Chen’s ‘practical program evaluation’ (2014). De toetsingscriteria voor een kwaliteitsvol onderwijsaanbod voor zieke leerlingen baseerden we op de ‘whole school’ benadering (Demeulenaere (2018); Lum et al. (2017); Mintz et al. (2018)). Een mix van onderzoeksmethoden werd gebruikt: analyse van administratieve data, 2 online surveys (bij leerlingenbegeleiders en ouders van zieke leerlingen), interviews, onlinefocusgroepen en 3 casestudies.woensdag 10 jul 2024
14:30 – 16:00 Parallelsessie 1
Strategieën voor het opschalen van bottom-up innovaties in het hoger onderwijs (2/3)
Innoverende netwerken: welke functie(s) vervullen ze? (1/2)
SPOTLIGHT Leren en ontwikkelen van Onderwijsprofessionals: Een ecologisch (systeem) perspectief
Botsing van waarde(n)? Religieuze en pedagogische waarden onder druk van de Wet Burgerschapsonderwijs (1/2)
16:45 – 17:45 Parallelsessie 2
Transdisciplinair samenwerken in hoger onderwijs, een hobbelige weg met verrassende uitzichten. (1/2)
Toegekende waarde aan de Scholarship of Teaching and Learning (SoTL): percepties van docenten (1/2)
donderdag 11 jul 2024
09:00 – 10:30 Parallelsessie 3
Reisafstanden en voortijdig schoolverlaten. (1/3)
11:15 – 12:15 Parallelsessie 4
Existentieel welzijn: wat voor jongeren van waarde is. (4/4)
Opleiden van wendbare professionals.
Feedback op reflectieprocessen van leerlingen; kloof tussen theorie en praktijk (1/2)
Schoolmarkt regio’s om onderwijsbeleid in de breedte te evalueren (2/2)
Biases, diversiteit en positionaliteit: Hoe we tot meer inclusief onderzoek kunnen komen
Onderzoeksplein Onderwijs: hoe werkt het? En wat is de meerwaarde?
14:45 – 15:45 Postermarkt Vers van de pers
16:00 – 17:30 Parallelsessie 5
Studiecoaching in thuisgroepen – evaluatie en werkzame principes voor een nieuw model voor studieloopbaanbegeleiding (3/3)
Meedoen op afstand in een hybride klas, interactie met leerlingen met een chronische aandoening (2/2)
Hoe zien taken eruit die tot doel hebben adaptieve expertise te bevorderen tijdens werkplekleren in het hoger onderwijs? (1/3)
Samenwerkingsactiviteiten in de BKO. Wat leren docenten hiervan? (1/3)
Change Laboratories: Meer kans op blijvende waarde (2/3)
Het ontwikkelen van een evaluatie-instrument voor een responsief curriculum voor het opleiden van leraren in het hbo (1/2)
vrijdag 12 jul 2024
09:00 – 10:30 Parallelsessie 6
De waarde van interprofessionele leeromgevingen in relatie tot maatschappelijke opgaven
Leraren leren ontwerpen
Onderzoekend vermogen duurzaam verankeren in de lerarenopleiding? Dilemma’s en werkende mechanismen (1/2)
De storyline methodiek, een waardevol verhaal achter de cijfers! (1/2)
Professionele ontwikkeling van leidinggevenden in het onderwijs
SPOTLIGHT Best of Both Worlds – The Game: de optimale combinatie van mens en techniek in het onderwijs
Hoe ouder, hoe minder plezier op school – Welbevinden en sociaal-emotionele ontwikkeling van PO- en VO-leerlingen. (1/2)
11:15 – 12:15 Parallelsessie 7
Aan de slag met studievertraging
Toolbox voor een professionele dialoog bij Samen Opleiden & Professionaliseren
Ondersteuning van chronisch of langdurig zieke leerlingen: de perspectieven van het onderwijspersoneel (1/2)
Evaluatie van het onderwijsaanbod voor zieke leerlingen in Vlaanderen (2/2)
Mocht het aanmelden voor de nieuwsbrief resulteren in een foutmelding, stuur dan s.v.p. een e-mail met het verzoek je toe te voegen aan de mailinglijst.